Beleidswijziging aanpak mobiele verontreinigingen – nieuwe circulaire bodemsanering


Hieronder worden de voornaamste wijzigingen beschreven voor mobiele bodemverontreinigingen. Raadpleeg in geval van twijfel de (gehele) tekst van de Circulaire.  
Stabiele eindsituatie wordt deels losgelaten
Het concept van de ‘stabiele eindsituatie’ wordt deels verlaten. Als het bereiken van een stabiele eindsituatie te duur is in relatie tot de milieuwinst dan wordt verspreiding toegestaan. Uiteraard alleen als er geen kwetsbare objecten worden bedreigd. Kwetsbare objecten zijn onder andere:
  • Intrekgebieden van drinkwaterwinningen;
  • Industriële waterwinningen
  • Oppervlaktewater: Natura2000, schelpdierenwateren, zwemwater en water voor zalm- en karperachtigen;
  • Bepaalde andere natuurgebieden;
  • Particuliere waterwinningen
  • Gebieden welke geserveerd zijn voor toekomstige drinkwaterwinning
Paragraaf 1.1 van de circulaire: “een nuancering van het gebruik van de stabiele eindsituatie door een toenemend gebruik van de ondergrond.

Lokaal ‘maatwerk’ van bevoegd gezag blijft mogelijk
Paragraaf 1.2 van de circulaire: “Het bevoegd gezag mag voor specifieke situaties gemotiveerd maatwerk toestaan.

Gebiedsgerichte aanpak
Een gebiedsgerichte aanpak van verontreinigd grondwater is mogelijk door (beleidsmatige) scheiding van de bronzone en pluim.

Saneringsdoelstelling mobiele verontreinigingen
Er wordt nog steeds een ‘kosteneffectieve’ sanering met zo min mogelijk nazorg nagestreefd.
Paragraaf 4.1.3 van de circulaire “De sanering van mobiele verontreinigingen moet leiden tot een kwaliteit van grond en grondwater die het gewenste gebruik van de boven- en ondergrond mogelijk maakt, de risico’s van de verspreiding van (rest)verontreinigingen na sanering zo veel mogelijk beperkt en zo min mogelijk nazorg vereist. Dit kan worden beschouwd als een ‘stabiele, milieuhygiënisch acceptabele eindsituatie’. Met deze omschrijving wordt geen generiek normatieve invulling aan het begrip van ‘stabiele eindsituatie’ gegeven. [..]Wat als kosteneffectief kan worden beoordeeld en mag worden aangemerkt als een evenwichtige verhouding tussen baten en lasten van een sanering (inclusief in-situ technieken) hangt van zeer veel factoren af. [..] Bij mobiele verontreinigingen zal bijna altijd sprake zijn van maatwerk, waarbij het te realiseren saneringsdoel moet worden geplaatst en beoordeeld in een bredere (ruimtelijke) context.

Vier verschillende saneringsdoelstellingen
Er worden in de circulaire een viertal saneringsdoelstellingen uitgewerkt (bijlage 5 van de circulaire bodemsanering):
  1. Volledige verwijdering. Dit spreekt voor zich
  2. Beperkte restverontreinigingen in het grondwater. Hiermee wordt bedoeld dat er minder dan 1000 m3 bodemvolume in het grondwater achterblijft met gehalten die hoger zijn dan de interventiewaarde ( <1000 m3 >I grondwater ). Monitoring is in dit geval niet nodig.
  3. Grote restverontreinigingen in het grondwater met een min-of-meer stabiele eindsituatie waarbij de verontreiniging niet meer in omvang toeneemt. In dit geval is monitoring niet nodig, tenzij er sprake is van een bedreiging van een kwetsbaar object. Als er sprake is van een ‘kwetsbaar object’, dan is monitoring verplicht.
  4. Nog verspreidende restverontreinigingen in het grondwater. Dit wordt toegestaan als geen sprake is van kwetsbare objecten. Ook moet aangetoond en onderbouwd worden dat het opheffen van de verspreiding extreem duur is en niet opweegt tegen de milieuwinst.
In onderstaande tabel wordt de saneringsdoelen samengevat.